De Balinezen zijn vriendelijk volk. Ik kan niet anders zeggen. Ze zijn aardig, vreselijk geduldig, zelfs in het verkeer, doen alles op hun dooie gemakkie, zonder dat ze daar langzaam van worden.
Natuurlijk willen ze vanalles aan me verkopen. Maar daar ben ik ook reiziger voor, toerist eigenlijk. Één keer nee volstaat alleen wel, in tegenstelling tot wat ik vaak meemaak als ik reis. Heerlijk.
Volgens mij is de grondslag van deze levensstijl het Hindoeisme. Het zijn een beetje de retrievers van de wereld, ze doen graag goed, aardig en behulpzaam, omdat ze weten dat je dan aardig tegen hen bent. En het levert hen een betere plek op in een volgend leven. Tenminste, dat was de verklaring van de duikgids op de boot, zelf ook Hindoe.
Hier in Lovina moest ik vanmiddag even wennen. Na vier keer de verkeerde kant op te zijn gestuurd, bedacht ik me dat deze mensen misschien wel veel minder Engels verstaan dan ik tot nu toe gewend was. En om aardig te zijn geen ‘nee, ik weet niet’ durven te zeggen. Iets wat ik ook ken uit Thailand, Cambodja, Vietnam en veel Afrikaanse landen. Tijd om me aan te passen.
Nu vraag ik dus de weg in het Bahasa Indonesia: bagaimana saya sampai ke…? Of vraag ik eerst maar in mijn steenkolen-Indonesisch of ze ‘bahasa Inggris’ spreken. En zo word ik langzaam van toerist weer reiziger… geen dag te vroeg!